Sonja Kunst
Wanneer ben je hier komen wonen? In 1960. Ze denkt dat er aan het Jaagpad toen al boten lagen, herinner het zich niet precies.Weet jij wanneer er woonboten in de Schinkel kwamen? Zij waren aan het IJsbaanpad en de Jachthavenweg de eerste (met Jan Verduin en een paar anderen; ze moesten weg bij de Vlothaven) Ze hadden toen een half opgebouwd scheepje. Haar vader was beroepsschipper. Er was geen gas, elektriciteit of water. We kochten water bij de waterboot. Per boot was er een grote watertank, we belden de waterboot. Geen douches, we wasten ons aan de kraan. We hadden grote butagasflessen, waarmee ze mee kookten en kachels op stookten. Water moest eerst verwarmd worden. De verlichting was ook op de gasfles, gaslampen. Ook een strijkijzer had een slangetje, waardoor hij warm werd. Wanneer het gas en elektriciteit kwam, weet ze niet zeker, waarschijnlijk in 1970.Telefoon was er ook niet. Er stond een telefooncel bij de camping, werd veel gebruikt. Kinderen sloopten hem wel, om het geld eruit te halen. De camping was ook fijn, want er was een winkel. We moesten lopend naar Deen, dus dat was ver. De bakker en groenteman kwamen wel aan de deur, 1x per week. En een melkboer, waar je met een pannetje vooraan de steiger melk, karnemelk en boter kon halen. Gezellig, dat ze allemaal aan de deur kwamen. De bakker zei ze op, toen ze hem in het water zag plassen, zonder zijn handen te kunnen wassen. De steigers waren van hout, voordat ze van beton werden. Bij de nieuwe steiger werd er een feest gegeven. We konden in de winter schaatsen, en het water bevroor. Met pannetjes heet water ontdooiden ze. En de mannen staken ook poetskatoen in brand. We zetten altijd een emmer water klaar om te kunnen ontdooien. Nu laat ze nog steeds een kraantje heel zacht lopen als het vriest. Wanneer de camping opgeheven werd, weet ze niet, waarschijnlijk ook in jaren 70. De camping werd in de winter ondergespoten en daar schaatste de hele buurt. We hoorden voor de buitenwereld bij zigeuners.
Hoe is ze hier terecht gekomen? Brief van de gemeente: ze wilden eigenlijk niet, omdat er een zwembad lag, met ratten, waardoor de ziekte van Weijl hier voorkwam; haar man probeerde ze te verdrinken; ze lopen hier soms nog wel rond; niet als je je vuilnis maar weggooit; nu moeten we voor de vuilnis wel een eind lopen; maar het is nu schoner op de steigers; dus voor- en nadelen. Gelukkig meldt Addie het steeds als de vuilnis vol is)
Het leukste dat ze hier meemaakte: ze waren een heel hechte steiger; we liepen bij elkaar naar binnen bijv met oud & nieuw. Haar ouders en zwager woonden hier eerst ook, maar gingen weer terug naar Harlingen. De sfeer veranderde toen er grotere boten kwamen te liggen, dat waren dure boten. Er was veel verloop, en er waren veel tweeverdieners die minder behoefte aan een praatje hadden, omdat ze vroeg naar hun werk gingen en de hele dag daar waren. Nu heeft ze leuke buren, maar samen eten of koffie drinken is er niet veel meer bij. Jan Verduin (van het sleepbedrijf) nam af en toe zijn vrouw mee uit varen, ze had altijd prachtige jurken aan. Leuk, om met de kinderwagen op het ijs te kunnen lopen. Er kwamen bussen met Chinezen langs, om te zien hoe wij hier woonden. Sommigen wilden graag binnen kijken en foto’s maken. Dat deden we dan ook. Het was maar in 1 jaar, daarna geen Chinezen meer. Een van haar kinderen viel eens in het water, moest je aan zijn haren naar boven halen. Kinderen speelden wel met zwemvesten aan als ze buiten speelden. Ze moesten heel jong leren zwemmen. Er was ook een vuilnisstortplaats, waar de kinderen wel in grasduinden. Op de plek waar nu het Olympic hotel staat. We hadden in het begin nooit de deur op slot, ook s nachts niet. Op een gegeven moment kwamen er ook inbraken. Gelukkig zijn hier geen vluchtroutes, dus niet zoveel. Ik geniet van de vogels die ik hier hoor en geniet van de nieuwe blaadjes die aan de bomen komen.
Dingen die ze minder leuk vindt aan deze buurt: jammer, dat het krantje er niet meer is; als iemand overlijdt, weet je het soms niet. De laatste in memoriam was voor Dave, die de nieuwbrief leidde met Wilbert van Eijk. De boten worden nu wel heel groot, en mensen verhuren een deel van hun boot. Ze keek vroeger naar brug in de Zeilstraat en de sluis. Nu kijkt ze tegen andere boten aan. We hebben hier geen OV, dat vind ik ook jammer. Ze dacht dat door het hotel dat er wel zou komen, maar was niet zo.
De beste kant van de buurt? Iedereen let op elkaar alsof het familie is; iedereen gaat vriendelijk met elkaar om. Van het Jaagpad kent ze maar 1 iemand. Jammer, dat er meerdere appgroepen zijn, we zijn toch 1 buurt? Jan Verduin haalde altijd gezonken bootjes uit het water, waar ze veel plezier mee hadden. Haar man was zijn maatje, die hielp hem altijd.
En wat de minst leuke kant van de buurt? Soms zoeken mensen spijkers op laag water, bijvoorbeeld de verlichting van een gebouw aan de overkant. Soms heb je last van de vliegtuigen, toen zij hier kwamen wonen, was dat niet zo. De mensen die er nu komen wonen, weten dat het zo is, die moeten het maar accepteren.
Ze mist bepaalde dingen van de Nieuwsbrief? Je hoort persoonlijke dingen niet meer, behalve bij toeval. Ze vond heel veel artikelen interessant.
Hoe ziet ze de toekomst van het gebied voor zich? Ze hoopt dat het blijft als het nu is. De toeristen in de boten maken veel foto’s. Niet teveel grote boten erbij zou mooi zijn, maar hou je denk ik niet tegen.